MISVERSTANDEN
Religie is niet achtergebleven bij de tijd
Alle grote wereldreligies hebben moeite met de tijd die sinds hun ontstaan is verstreken. Hoe meer we te weten komen en kunnen checken, des te moeilijker is het om te geloven wat priesters en schriftgeleerden beweren over wat God is en wil. Het Bahá’í-geloof dat 20 eeuwen na Christus en 13 eeuwen na Mohammed is ontstaan, loopt met Bahá’u’lláh ver in de tijd vooruit en schrijft bij voorbaat toekomst – de mensheid zal één worden, en vreedzaam. Bahá‘ís staan met beide benen in die nieuwe tijd; weten al dat er ook leven is op andere planeten; begrijpen dat de mens zijn Schepper niet zal begrijpen, maar dat rede en bewustzijn Gods geboortegeschenken zijn. – Meer in: Het Bahá’í-geloof – Een samenvatting.
ONTWAKEN
De lente van de geest
Na de Tweede Wereldoorlog zijn steeds meer mensen bahá’í geworden. Statistieken spreken van 5 á 7 miljoen volgelingen, in meer dan tweeduizend etnische groepen, met Geschriften in meer dan 800 talen. Honderdduizenden bezoeken jaarlijks de Bahá’í Gardens op de berg Karmel in Haifa; miljoenen reizen naar de Lotustempel van Delhi; in Santiago de Chile verrijst een tempel van doorschijnend glaslaminaat die wereldwijd de aandacht trekt; nieuwe bahá'í-tempels worden in Kongo en Papoea-Nieuw-Guinea gebouwd. Krachten van de Hemel hebben in onze tijd een nieuwe godsdienst gesmeed, met wegwijzende beginselen: één God achter alle religiositeit; één zin en opdracht in alle openbaringsgodsdiensten. Dogma’s, sacramenten, liturgieën of prediken worden museumstukken in Gods nieuwe jaargetij – de Lente met open ramen. – Meer in: Bahá’u’lláh – Gods Leraar van het Millennium,
VERWANTSCHAP
Alles komt in een ander licht te staan
Alle godsdiensten zijn ooit met een openbaring van God begonnen en door de culturen ingekleurd. Allen spreken van een Schepper of een Scheppend principe, en dat het ík onsterfelijk is, in een zalige werkelijkheid van de geest. Met die waarheden is daarna onophoudelijk geknoeid. Op den duur is de aanvankelijke redelijkheid van een openbaring tot stellingen verkommert en mag de gelovige de geloofwaardigheid van zijn geloof niet toetsen. Als mensen massaal een godsdienst verlaten of radicaliseren, zoals in onze tijd, komt er onverwachts een interventie. God houdt de theologieën tegen het licht. Ineens kan de mens weer waar van onwaar onderscheiden. Bahá’u’lláh is in de ogen van miljoenen kritische mensen Gods Manifestatie van dit millennium. Zijn openbaring is het zoeksysteem naar de innerlijke weg van de nieuwe mens. Die wil een wereldburger zijn die zich over al het leven op de planeet ontfermt. - Meer in: Wat is anders geworden? – Gods nieuwe religie.
MENSENVERSTAND
Absurd is niet geloofwaardig omdat het absurd is
De mens hoort in beslissingen één te zijn met zijn hart en verstand. Alleen in geloofszaken worden onredelijke leerstellingen gelooft omdat ze in een sluier van heiligheid zijn gehuld. Bijvoorbeeld, God heeft ineens een lichaam dat komt, gaat, neerdaalt, verrijst, geboren wordt en sterft. Daarbij is het menselijk kenvermogen van nature op redelijkheid geijkt. Dit aangeboren onderscheidingsvermogen moesten we dan maar onverschrokken gebruiken. “Geloven” komt van “vertrouwen” en stelt natuurlijke zelfbescherming voorop. Van de nieuwe mens wordt verwacht dat hij met beide benen op de grond staat en helder en verstandig blijft, met de blik op de belangen van allen. We moeten niets meer geloven wat tegen de rede indruist, waaronder leerstellingen die pas in de loop van de tijd bij meerderheid van stemmen zijn ontstaan, zoals dogma's. Godgeleerden weten alleen theoretisch meer over de geestelijke Macht die te groot is om door de mens ten volle begrepen te worden. – Meer in: Geloven met intact verstand – De redelijke religie.